Voyage
Zacht gefluister scheert langs het helmgras en marionetten
bekokstoven in hete adems de wildste plannen
Het zigzaggen van raadsels tolt onophoudelijk voor mijn ogen
Bronstijden van edelherten in legergroene pakken maken vertier op nul
Ik zie terug in heldere spiegels, vol kartonnen gezichten
Het kabbelen van beekjes roert in mijn oren en tovert prachtige pralen,
engelen staren rusteloos in een plas en fungeren als stoorzender
Gieteijzeren stolsels van hete hangijzers brengen rankende rust en kalmeren mijn bloedvaten
Klaplongen lonken en lokken buitenaards wezens
Een stoet van toeristische attracties in wiegende bootjes komt schuifelend naderbij in fonteinen van vuurwerk,
op zoek naar het einde der tunnels
Iemand, niemand roept…
Einde van de rit.
Hart Gelach
Krampachtig zwetend, vol kolkende koorts, ligt de stad onder een deken van schel geschal en eindeloos gekleng van buizen, het tomeloos tumult van vloeiend wiegend geknars en repeterend ragfijn geroezemoes… Gelijk een kermis, vol zwoel zwierende attracties, fladderend als viriele metalen vlinders in een bonte waterval van tintelend sprankelende giffen. Een toverdoze cocktail van kietelende kleuren schril afstekend tegen het antraciet van het donker, waar duizenden vallende spelden elk geluid doen verstommen, in een decor van muisse stilte, met alleen voelbaar de adem van een enkel kerkelijk kuchje… Waakzaam, met een oog loerend, tracht zij de schade te bezweren, opgelopen tijdens het wit van de dag… Haar longen, zuchtend zachtjes, zachtjes zuchtend, zwellen op met gegons van kabbelend gewauwel vol giechelende wenkbrauwen als klauwen grijnzend. Trappelend, tingeltangelend gedwarrel van gedachten en flinterdunne draden vol files van woorden passeren elkaars blinde eenzaamheid. Een schermutseling van broze spiegels en galopperend geraas verplettert de immense snik van een verwegge walvis. Eindeloos gestommel van wroetend gezwoeg en zwiepend gefluister transformeren tot een spervuur van spijkerharde tranen en kletteren als echo’s in de spataderen van de stadse spelonken met haar hectische hiaten vol natte geuren, waar sperrende muilen het moeten stellen met liflafjes. Getier van dwingende drilboren wisselt af met de ontladende voltages van lillend vet, stotterende sappen samensmeltend tot toekomstige wezens, voortgekomen uit de schachten van eierstokken vermengd met de lokroep van kerkklokken… Kobalt- keihard kletterend, plonst zij in de diepe stilte van de nacht en in al haar zwartheid kust deze, haar welterusten…
Copyright © 2024 Frank Malcorps. Alle rechten voorbehouden.